Website

Plus d'information sur notre site web - Meer informatie op onze website: http://www.haspatal.tk

Saturday, July 31, 2010

The working of kailakuri

Maandagochtend krijgen we een rondleiding van Dr. Baker door het volledige ziekenhuis. Hij wil ons laten zien hoe alles werkt en welke patiënten waar verblijven.

Het ziekenhuis wordt onderscheiden in twee hoofddelen, het inpatient gedeelte en het outpatient gedeelte. Het inpatient gedeelte dient voor patienten die vast in het ziekenhuis blijven, hieronder de patienten met ondervoeding, zwaardere vormen van diabetes en patienten met een nood aan intensieve zorg, later meer hierover. Het outpatient gedeelte zijn eigenlijk dagpatienten, zij verblijven hier niet, ze moeten op bepaalde tijdstippen langskomen voor controles of insulinespuiten. Hieronder vallen de TB patienten (tuberculose), diabetes patienten en de zogenaamde general patients.

Alvorens verder te gaan zullen we even uitleggen wat de structuur en bedoeling van het ziekenhuis is.

De leuze van het ziekenhuis is 'Health for the Poor, By the Poor'. Omdat er zoals in de meeste ontwikkelingslanden geen sprake is van betaalbare gezondheidszorg is het voor armen zeer moeilijk om aan medische hulp te geraken. Er bestaan overheids- en prive-ziekenhuizen maar deze zijn onbetaalbaar voor mensen van de middenklasse en armer. Daarom wou Dr. Baker, de oprichter en nog steeds het hoofd van het ziekenhuis, een andere manier vinden om te zorgen dat arme mensen wel op een voor hen betaalbare manier degelijk behandeld kunnen worden. Een belangrijk onderdeel in deze speciale ziekenhuisstructuur zijn de 'paramedics'. Dit zijn mensen, ook gewoon armen uit de omgeving, die in het ziekenhuis functioneren als dokter maar die eigenlijk geen enkele officiële dokters- of verplegingsopleiding hebben gehad, iets wat in België absoluut ondenkbaar is. De eerste drie weken dat wij in het Kailakuri ziekenhuis verblijven zijn er eigenlijk maar twee echte dokters aanwezig, Dr. Baker uit Nieuw-Zeeland en Dr. Marico uit Japan. Tot teleurstelling van Dr. Baker vertrekt Dr. Marico al de 20e juli. Dr. Marico is geen vaste dokter en verbleef hier maar enkele maanden , Dr. Baker is dus de enige dokter die hier altijd aanwezig is. De meeste paramedics zijn door Dr. Baker opgeleid voor een bepaalde specialisatie, het zijn dus geen volwaardige dokters maar binnen hun vakgebied zijn ze wel voldoende opgeleid om de patiënten goed te begeleiden.

Ook de verpleegsters van het ziekenhuis zijn zogenaamde 'paramedics', ze hebben dus ook geen officiële opleiding gehad maar zijn door Dr. Baker opgeleid binnen een bepaald vakgebied. Wanneer patienten behandeld willen worden wordt er, indien mogelijk, ook verwacht dat er enkele familieleden meekomen om te helpen bij het koken of het tuinieren in het ziekenhuis.

Door deze redenen kan het ziekenhuis blijven functioneren enkel op basis van schenkingen. Om een idee te hebben van de kostprijs gaf Dr. Baker het volgend voorbeeld: De kostprijs van de zorg van alle patienten van het volledige Kailakuri ziekenhuis voor een jaar tijd komt overeen met de kostprijs van de zorg voor vijf patienten in een ziekenhuis in Nieuw-Zeealand gedurende tien dagen.

Terug naar de rondleiding: We beginnen bij het outpatient gedeelte. Alvorens naar de specifieke afdelingen te gaan, passeren we eerst langs de registration desk.


Hier komen de patienten voor het eerst binnen en wordt er gekeken wat het ziekenhuis kan en wil doen voor de patient. Er wordt ook een eerste basisonderzoek uitgevoerd waarbij de bloeddruk en de hartslag gemeten worden. Een grote moeilijkheid voor een ziekenhuis dat als doel heeft enkel de armen te dienen is deze armen van de rijken te onderscheiden. Het probleem is dat arme mensen net de neiging hebben om hun mooiste kleren aan te doen wanneer ze naar het ziekenhuis komen en dat rijken net hun oudste en vuilste kleren gaan zoeken om binnen te kunnen geraken in het ziekenhuis. Hierdoor heeft het ziekenhuis een man ooit langdurig behandeld en achteraf bleek hij een eigenaar van twee bussen te zijn, wat een grote rijkdom betekent. Omdat het ziekenhuis vooral de bevolking uit de regio wil bereiken is het meestal door familieconnecties en huisbezoeken wel mogelijk om na te gaan of iemand in dit ziekenhuis op de juiste plaats is. Er onstaat een ongemakkelijk moment wanneer we aan Dr. Baker vragen hoe een arme of een rijke Bengaal gekleed gaat. Hij besluit om het maar met de wijzende vinger aan te duiden, enkelen van ons doen even of ze niet aan het luisteren zijn.

Naast de registration desk is er een trainingszaal aanwezig, hier wordt aan nieuwe patienten aangeleerd hoe ze met hun eigen gezondheid moeten omgaan. De opleidingen worden gegeven door een van de eerste diabetes-patienten van het ziekenhuis. Veel van de staff-leden zijn voormalige patienten.

De trainingszaal wordt ook gebruikt voor het gebed 's morgens en 's avonds. In tegenstelling tot de rest van Bangladesh is het in het Kailakuri ziekenhuis de gewoonte dat de drie religies bij elkaar zitten voor het ochtendgebed. Hindu's, Moslims en Christenen zingen beurt om beurt hun gebed terwijl de aanhangers van de andere twee religies erbij zitten. Het zorgt elke dag opnieuw voor een mooie ochtendsoundtrack bij ons ontbijt.

Na de registration desk bezoeken we de TB-afdeling, deze bevindt zich onder de veranda van de apotheek en het archief waar ook alle administratie van het ziekenhuis wordt bijgehouden door project manager Pi-Jon.


Het hoofd van de TB afdeling is een goedlachse man genaamd Surutch, een paramedic. Wanneer we langs komen zitten zijn nieuwe assistent en twee patienten bij hem. De behandeling voor de TB patienten is voor de patienten volledig gratis, de medicijnen worden betaald door de Damiaanactie.

De TB afdeling was ook de eerste afdeling van het ziekenhuis en diende vroeger als subcenter voor de Damiaanactie. Bij de TB afdeling wordt niet enkel de variant op de longen behandeld die bij ons bekend is. TB kan ook optreden aan de huid, de keel, de ruggengraat en nog veel andere lichaamsdelen. Door de aanwezigheid van TB patienten hangen er op het domein van het ziekenhuis verschillende bordjes waarop staat dat het verboden is te hoesten en te spuwen binnen het ziekenhuis domein.

Aan de andere kant van de apotheek vinden we de diabetes afdeling, deze is normaal ondergebracht in het hutje waar wij slapen. Deze afdeling biedt hulp aan in totaal 1600 mensen. Omdat diabetes permanent behandeld moet worden is het onmogelijk om de behandeling volledig gratis te houden. Naarmate van je inkomsten betaal je een maandelijkse bijdrage aan het ziekenhuis, deze varieert van 2 tot 100 taka (85 taka = 1 euro, gemiddeld dagloon = 140 taka). De insuline wordt volledig betaald door de Diabetes Association of Bangladesh. Omdat insuline zeer duur is en dus niet zomaar kan uitgedeeld worden komt er veel administratie bij kijken om aan te tonen welke patienten welke hoeveelheden insuline nodig hebben, dit is een van de belangrijkste taken van Pi-Jon.

Het laatste gebouwtje in het outpatient gedeelte heeft de naam 'General Patients'. Hier worden de patenten behandeld met andere aandoeningen dan diabetes en TB. Op het moment dat wij hier langskomen zijn er twee paramedics en twee patienten aanwezig. Omdat er hier veel meer patienten zijn dan in de andere gedeeltes en dit minder eenduidige behandelingen zijn, liggen de wachttijden voor de patienten iets hoger. Het gebouwtje ligt tegen onze eetplaats dus tijdens het wachten amuseren de patienten zich volop met ons eindeloos aan te staren.

Naast de afdelingen van de patienten liggen enkele slaaphutjes, deze zijn voor staffleden die hier permanent verblijven of die te ver wonen om dagelijks naar huis terug te keren. De mannen overnachten in het outpatient en de vrouwen in het inpatient gedeelte.

We steken de hoofdweg over die het ziekenhuis in twee delen opsplitst en komen uit bij het inpatient gedeelte. Eerst passeren we een bouwwerf waar enkele Belgische studenten zich bezig houden met het bouwen van een bevallingsgedeelte. Geen idee hoe ze het in hun hoofd hebben gehaald maar ze zouden zich beter met nuttigere dingen bezighouden zoals hun facebook checken of playstation spelen! ;-)

Eerst bezoeken we de Kitchen en Dining room waar elke dag voor 89 staff-leden en patienten en familieleden (totaal ± 150 personen) een verse maaltijd wordt klaargemaakt. Enkele familileden van patienten en patienten zelf helpen mee bij het klaarmaken van het eten.

Naast de keuken vinden we het inpatient office terug. Hier wordt de administratie van het inpatient gedeelte bijgehouden maar aan de achterkant worden ook patienten behandeld, hier komen we later op terug.


Hierna gaan we langs de echte bewoners van het Kailakuri ziekenhuis. Op alle hutjes hangen bordjes met de naam van de afdeling, de bordjes zijn wel al niet meer correct en worden niet meer vervangen. Ze zijn er in 2007 gehangen omdat de hoogste generaal van het leger (van 2002 tot 2007 werd het land bestuurd door het leger) op bezoek kwam om de gemoederen te bedaren nadat er enkele politiek gevoelige moorden waren gepleegd vlakbij het ziekenhuis. Als geschenk bracht hij vijf stevige koeien mee. Ondertussen is het aantal koeien gestegen tot 12.

In het eerste gebouwtje dat we bezoeken verblijven de vaste diabetes patienten. Buiten staan een tiental mensen ons op te wachten waaronder de Bengaalse nog levende versie van Sonja Gandhi. Voor het hutje staat het labo waar de patienten zelf het suikergehalte van hun urine kunnen bepalen. Het labo is niet meer dan een stenen afwasbak, een proefbuisje, een potje indicator een geolied lont waarmee het mengsel kan worden opgewarmd. Op basis van een kleurencode kunnen de patienten hun suikergehalte bepalen. Er worden vijf controles per dag gehouden die telkens worden aangekondigd door een fietser die met een bel rondrijdt. Op het einde van de dag wordt op basis van de suikergehaltes de nodige insuline dosis voor de patienten bepaald.

Wanneer we bij de patienten staan vraagt Hannes aan hen of ze dit ziekenhuis als een tweede keuze zien omdat ze geen overheids- of prive ziekenhuis kunnen betalen of dat ze tevreden zijn over dit ziekenhuis. Ze antwoorden met een trotse glimlach dat dit en geen ander hun ziekenhuis is en dat ze er zeer tevreden over zijn. Dr. Baker vertelt ook dat door de vele paramedics de patienten hier meer aandacht krijgen dan ze zouden krijgen in een overheidsziekenhuis omdat het personeel daar minder behulpzaam is omdat er gewoon teveel patienten zijn.

Het volgende hutje is intensive care, hier zien we Minhas een vrouw verzorgen met een gebroken heup en een open beenwonde. Minhas is ondertussen een goede vriend van ons, hij is in het ziekenhuis toegekomen wegens ondervoeding. Nadat hij er beter aan toe was is hij een soort verpleger (dus ook een paramedic) geworden en nu studeert hij kunst in Dhaka, we spelen regelmatig een spelletje Jungle Speed met hem. De vrouw heeft duidelijk veel pijn, ze is hier toegekomen nadat haar been was behandeld in een ander ziekenhuis. Dit was heel onverzorgd uitgevoerd, er was gewoon een pin door haar been gestoken en alles werd een beetje rechtgehouden met behulp van een houten plankje, van een echte behandeling was dus geen sprake. De vrouw heeft dan zelf beslist om, waarschijnlijk met hulp, naar dit ziekenhuis te komen voor een betere behandeling. In de ruimte liggen nog enkele andere patienten maar hun precieze rede krijgen we niet te horen. De ruimte wordt in twee delen gesplitst door een scheidingswand waarachter een vrouw met diabetes en accute diarree in isolatie wordt gehouden.

In het volgende hutje zitten de mannelijke patienten met malnutrition (vrij vertaald is dit ondervoeding of te eenzijdige en dus slechte voeding). Een ervan is Dudu (zie foto), een man van rond de dertig met een gewicht van 38 kg.

Vervolgens komen we aan de achterkant van het inpatient office waar op dat moment de twee patienten worden verzorgd die er het ergst aan toe zijn, gevoelige lezers kunnen dit deel best overslaan.

Alvorens we naar binnen gaan vraagt Dr. Baker om geen tekens van afgrijzen te tonen. Links zit een man met een zeldzame huidziekte die zeer gruwelijk is om aan te zien. Van zijn buik tot bovenaan zijn hoofd rot zijn huid eraf waadoor het lijkt alsof hij net uit een grote brand is weggewandeld. Door de zware medicijnen tegen deze ziekte is hij dan ook nog eens diabetes patient geworden waardoor hij waarschijnlijk niet meer lang zal leven. Rechts zit een man die door een slechte behandeling van diabetes blind is geworden. Daarbovenop is hij aan zijn voet een gezwel aan het ontwikkelen zo groot als een ei, het kan het best vergeleken worden met een gezwel van een lepra patient. Uit respect hebben we hier natuurlijk geen foto's van genomen.

Het voorlaatste hutje dat we bezoeken zijn de inpatients zonder intensive care. Hierbij zit een vroeger staff-lid dat zwanger is maar zeer veel moet overgeven. Omdat Dr. Baker haar goed kent wil hij haar nog even in het ziekenhuis houden in het geval er iets zou mis lopen. Ook deze vrouw was patient in het ziekenhuis voor dat ze staff-lid werd. Dr. Baker vertelt dat ze toen ze toekwam blind was door katarakt en nog maar 30 kg woog door ondervoeding, ze kon ook niet lopen omdat ze te zwak was. Na het wegnemen van de katarakt en na haar voldoende eten te geven kon ze terug lopen en steeg haar gewicht op enkele maanden naar 63 kg. Toen haar vader haar kwam bezoeken na al de behandelingen herkende hij zijn dochter niet meer en barstte in tranen uit. Ze raakte er volledig bovenop, werd medewerker van het ziekenhuis, vond een man en raakte zwanger. Helaas loopt deze zwangerschap dus niet zoals gehoopt en moet ze nog onder toezicht blijven, haar man verblijft ook constant in het ziekenhuis. Buiten zit er nog een vrouw met pancreas kanker een vroegere timmerman die voor een gezin van vijf moet zorgen. Door een ziekte waarvan we de naam niet meer kennen is hij nu niet meer in staat om dit te doen.

De rondleiding eindigt bij de afdeling 'Mother and Child Care'. Hier worden vrouwen die in het ziekenhuis zijn bevallen samen met hun baby in het oog gehouden opdat ze de juiste voeding en verzorging zouden krijgen. Veel van de baby's zijn veel te licht voor hun leeftijd.

De rondleiding eindigt en Dr. Baker bedankt ons voor onze vragen en aandacht. Hopelijk heeft de Belgische lezer nu een beter beeld van het ziekenhuis, vragen kunnen altijd gesteld worden via de comments.


Hannes

Wednesday, July 28, 2010

The world outside Kailakuri

Dag 18 : donderdag 22 juli

Een dag gelijk een ander op de werf: heel de dag bakstenen stuk kloppen। Gelukkig komen er regelmatig werknemers van Kailakuri ons vergezellen, wat altijd tot een leuke babbel leidt। Ook de kinderen die hier rondlopen komen een handje helpen। Geheel vrijwillig uiteraard, wij passen ons aan lokale gewoontes aan, maar kinderarbeid is een stapte ver.


Zoals de dagen ervoor eindigen we onze werkdag met een voetbalmatch। Voor een keer is zelfs Aushim meegekomen! Aushim zet zich nog meer in dan de rest, waarschijnlijk om te compenseren voor de dagen dat hij niet mee was gekomen। Als goede basketbalspeler en geholpen door zijn enthousiasme vergat hij zelfs even dat het een voetbalwedstrijd was en gebruikte hij zijn handen om een doelpunt tegen te houden. De Bengalen, als fanatieke voetbalfans, begonnen luidkeels “Matthias Suarez” en “Thierry Henry” te roepen (beide spelers gebruikten hun handen om een wedstrijd te beinvloeden nvdr). De match eindigde zoals altijd bij zonsondergang.

Na het avondeten introduceert Hannes het spel ‘jungle speed’ aan 2 stafleden. Beiden hebben het spel snel door en blijken over zeer goede reflexen te beschikken, iets wat bij Camille niet het geval is en waardoor ze keer op keer verloor. We krijgen tijdens het spel te horen dat het wagentje waar Shaupaun inzat, die ons na een week alleen te hebben gelaten terugkwam, gekanteld is. Gelukkig bleef hij ongedeerd en komt hij een paar uurtjes later toch aan. Gerustgesteld beslissen we te gaan slapen, want vrijdag belooft een interessante dag te worden.

Dag 19 : vrijdag 23 juli

Zoals verwacht werd vrijdag een dag die we niet snel zullen vergeten। We waren op de hoogte gebracht dat een groep Belgen, die in Bangladesh zijn voor de Damiaanactie, Kailakuri kwamen bezoeken. We zijn samen met hen op dezelfde vlucht in Bangladesh aangekomen en hadden al wat kennis gemaakt op de luchthaven. Dr. Baker stelt ons voor om in zijn plaats een rondleiding te geven. Ze kwamen rond 11u aan en hun aankomst zorgde voor nog meer verbaasde blikken van de patiënten en dorpelingen van Kailakuri. Zeven blanken is voor hen al ongelofelijk, dus wanneer er 15 blanke vrouwen en 1 jongen aan worden toegevoegd is de verbazing des te groter.


Ze werden door de staf van Kailakuri onthaald met liederen en thee। Een meerderheid vertrouwde of lustte de thee echter niet, wat wij nogal grappig vonden gezien een kopje thee altijd het hoogtepunt is van onze maaltijd। Na een korte inleiding over het project, beginnen wij onze rondleiding van de kliniek. Hannes en Aushim zijn de gidsen van dienst, terwijl de andere Haspatal-leden kennismaken met enkele groepsleden van Damiaanactie (om praktische redenen zal er vanaf nu naar verwezen worden als ‘de Meisjes’, sorry Aaron J). De meisjes luisteren aandachtig naar de uitleg van Hannes en om hen op hun gemak te laten voelen haalt Adam bij zijn stukje uitleg zelfs zijn beste Oost-Vlaams dialect boven. Ze schrokken van de primitieve werk- en leefomstandigheden, zowel voor het behandelen van de patiënten als de manier waarop wij hier logeren. Bij ons bezoek aan het Damiaanactie-ziekenhuis werd ons snel duidelijk waarom. Na de rondleiding werden de Meisjes bedankt door de stafleden van Kailakuri en werd er een afscheidslied gezongen.


Toen was het onze beurt om hun ziekenhuis te bezoeken. Terwijl de Meisjes op hun vans (driewielers met een plank achterop) richting Jalchatra vertrekken, klimmen wij op onze fietsen voor wat in normale omstandigheden een ritje van een uur moet zijn. Een rit van een uur indien alles goed verloopt, wat natuurlijk niet het geval was. De vele gaten in het wegdek, kettingen die om de haverklap losspringen en zelfs 2 kettingen die gewoonweg breken zorgden ervoor dat de rit uitdraaide op een tocht van twee uur. Gelukkig waren de Meisjes zo vriendelijk om op ons te wachten voor het eten. Bij het inrijden van het domein van Damiaanactie viel het contrast met Kailakuri onmiddelijk op. Mooi afgewerkte gebouwen ipv leemhuizen met golfplaten, een oprit met 2 witte jeeps ipv een aardeweg met een kar met 2 grote buffels, een mooi onderhouden tuin ipv ananasvelden. Binnen het hoofdgebouw was het verschil met Kailakuri even groot. Comfortabele zetels ipv een doek op de grond, een mooi gedekte tafel ipv met de ene hand zijn bord te moeten vasthouden om met de andere hand te kunnen eten.



Het was ook even wennen aan de door de frigo gekoelde cola en het fruitsap die op tafel stonden। We moeten toegeven dat we na onze fietstocht toch even hebben genoten van het comfort dat ons aangeboden werd. Toen we hoorden dat we verse groentesoep en pannekoeken als middagmaal kregen, verscheen er eveneens een glimlach op ons gezicht. Het staflid van Kailakuri dat met ons was meegekomen, geloofde zijn ogen niet. Niet alleen was het voor hem de eerste keer dat hij met bestek at, hij kreeg dan nog pannekoeken met choco en confituur aangeboden. Zijn gelaatsuitdrukking was goud waard. We lieten ons even gaan en aten totdat onze maag vol was. Adam liet zich zoals gewoonlijk goed gaan en at op zijn eentje 2 kommen soep en 6 pannekoeken! Shaupaun en Gil laten de kans niet liggen om nog snel een kopje koffie te drinken voor dat het onze beurt was om rondgeleid te worden door de Meisjes.


Het ziekenhuis was ingedeeld in verschillende afdelingen zoals Kailakuri, alleen waren de gebouwen altijd wel iets groter। Een opvallend verschil met het Kailakuri ziekenhuis was dat staff (waaronder de meisjes) en patienten van elkaar gescheiden worden door een groot grasveld, de drempel om met de patienten om te gaan ligt dus iets hoger. De Meisjes toonden ons ook trots het gebouw dat zij helpen bouwen, het wordt een nieuwe afdeling voor resistente TBC-patiënten. Na de rondleiding nodigen ze ons uit om samen met hen een Mandi-dorpje (de lokale etnische groepering) te bezoeken. Daar werden we getrakteerd op een festival met dans, gezang en gedichten. We kregen allemaal een glas van de lokale wijn, gemaakt op basis van rijst. De meningen erover zijn verdeeld. Sommigen slaagden er niet in om meer dan 1 slok binnen te krijgen terwijl anderen tot 4 glazen leegdronken (u mag zelf raden wie... Adam natuurlijk). Om het feest te beëindigen en het hele dorp te bedanken besloten we om samen met de Meisjes de Brabançonne te zingen. Ons initiatief leidde ertoe dat het feest echt lostbarstte. Samen met het hele dorp begonnen we in de regen rond te dansen. Een geweldige ervaring.



Omdat de avond ondertussen al gevallen was en een paar fietsen buiten gebruik waren, werd er ons aangeboden om in Jeep teruggebracht te worden। Juist voor ons vertrek krijgen we nog een pot oploskoffie cadeau van Griet, een van de begeleidsters van de Meisjes। Een cadeau dat we met veel plezier en dankbaarheid ontvingen। We sluiten de dag af door de evenementen nog eens op een rijtje te zetten. We komen tot het besluit dat, ondanks het genieten van de tijdelijke luxe, we veel liever ons avontuur in Bangladesh ten volle ervaren door onze primitieve levensomstandigheden.

Dag 20 : zaterdag 24 juli

Zaterdag begon zoals alle andere dagen। Opstaan, eten, bakstenen stuk kloppen। Na het middageten waren we uitgenodigd door een staflid om zijn winkel die zich 2 dorpen verder bevindt te bezoeken. We vertrokken met negen, verdeeld over 2 vans, een zware opdracht voor de 2 kleine bengalen die ons moeten vervoeren. De gemiddelde van-bestuurder weegt tussen de 40kg à 50kg, terwijl de meerderheid van de groep meer dan 70kg weegt. Een heuse beproeving voor de bestuuders dus, die ze toch succesvol hebben volbracht (mits enige hulp wanneer het bergop ging).

In het naaiwinkeltje werden we getrakteerd op suikerbollen en shingala (wat we ook serveerden op onze eetfestijnen)। Loic kreeg einderlijk de kans aangeboden om pan te proeven. Aushim weigerde nog altijd om nog maar een klein beetje ervan in zijn mond te nemen. Het is dan ook met alle aandacht op hem gericht dat Loic moedig het blaadje in zijn mond stak. Het samentrekken van zijn gezicht sprak boekdelen. Ondanks de walging die te lezen was in zijn ogen, weigerde hij de pan uit te spuwen. Tot nu toe is hij de enige van de groep die het tot het bittere einde heeft uitgehouden, waarvoor hij heel wat respect verdient.


Adam, Hannes, Nils, Gil en Loic besloten om nog eventjes in het dorpje rond te wandelen, kwestie van de lokale sfeer wat op te snuiven। De rest vertrok onmiddelijk terug richting werf. Na een halfuurtje wandelen beslissen de vijf jongens om te voet terug te keren. Terug in Kailakuri horen ze dat Camille en Virginie besloten hebben om vanavond pasta klaar te maken. Pasta die Hannes het land heeft binnen gesmokkeld op vraag van de groep. Iedereen keek dan ook ongeduldig uit naar een nieuw feestmaal, na de frietjes van een week geleden. Nadat Hannes de nodige aankopen gedaan had, begonnen de meisjes aan de saus. De jongens kijken met knorrende maag toe, terwijl Camille en Virginie zich, net als Adam de week ervoor, volledig toewijden aan hun missie. De woorden “het is klaar” leidden bijna tot een stormloop naar de borden toe. Camille en Virginie zorgen ervoor dat iedereen evenveel kreeg. Vanaf de eerste hap werd het al snel duidelijk: de meisjes hadden het voortreffelijk gedaan. Het smaakte gelijk nooit tevoren. Iedereen at tot hij geen hap meer binnen kreeg en sommigen hadden na 3 borden nog altijd niet genoeg gegeten. Het was dan ook met volle maag dat iedereen zijn matras ging opzoeken die avond.

Dag 21 - zondag 25 juli

Zondagochtend kregen we eindelijk de kans om iets anders te doen dan bakstenen stuk te kloppen. We ontbreken aarde voor de veranda en we krijgen te horen dat we deze mogen gaan halen op 300m van onze werf. We krijgen een kar en een paar kudals en beginnen vol enthousiasme aan onze nieuwe opdracht. Heel de voormiddag graven we en vullen we de kar met aarde, rijden er dan mee naar de werf, laden die uit, gaan terug om die te vullen, enz. In de namiddag doen we dit nog een paar keer, maar de zon zorgt ervoor dat de vermoeidheid al snel toeslaat. Om 17u komen 2 kinderen ons halen om met hen te gaan voetballen. We hadden het hen ’s ochtends beloofd en stoppen dus met werken. Na een dag zware arbeid zien we dat de veranda al bijna op de juiste hoogte is gebracht. Het resultaat van een dag zwoegen mag er dus wel wezen. Onze dag eindigt met een voetbalmatch (zonder Aushim, maar met zijn vader!) tot zonsondergang en ’s avonds een spel ‘jungle speed’ met de staff.

Gil

Sunday, July 25, 2010

Les jours se suivent mais ne se ressemblent pas forcément

Jours 14,15,16 et 17; du 18 au 21 juillet.

Voir l'ascension des briques se dérouler à vive allure nous motive tous. Les murs ont désormais atteint une telle hauteur que nos maçons ont besoin d'un échafaudage pour continuer leur travail. Mais où trouve-t-on cela dans un coin aussi reculé? Rien de plus simple, quelques membres de la team accompagne un des travailleurs de Kailakuri pour couper quelques bambous. Les troncs sont nettoyés de leur branches, amenés au chantier et couper sur mesure là bas. Nos ouvriers en transforment même quelques uns en planche (on peut tout faire avec du bambou, ainsi, un morceau assez épais et séché sert de marteau et de levier).



Alors que nous travaillons tous joyeusement ... enfin bon, alors que nous travaillons tous, une surprise nous arrive en avance peu avant le diner: Hannes, un des deux retardataires de la team. Il lui aura fallu moins de temps que nous pour venir de Dhaka, guidé par Pijon, le project manager de l'hôpital Kailakuri, à travers les différents transports disponibles (plusieurs bus, plusieurs riksjas et même de la moto). L'après-midi même de son arrivée il joint déjà ses forces aux autres membres de l'équipe pour préparer l'échafaudage. Une petite partie du jeu de société Wanted anime la soirée alors que Hannes se décide enfin à dormir (il n'aura que dormi très peu depuis son départ de Belgique). Une visite des différentes sections de l'hôpital en compagnie du docteur Baker est prévue pour le lendemain à 9 heures.

L'après-midi commence une activité passionnante sur le chantier, elle va d'ailleurs durer plusieurs jours : casser des briques! Il faut une grande quantité de tout petits bouts de brique pour faire le béton nécessaire à la construction. On découvre également un autre usage au bambou. Il sert de manche à un bout de béton coulé en forme de carré à l'usage très simple : taper le sol pour le rendre plat. Les activités du moment sont donc assez jouissives car elles permettent de se défouler en déployant un peu de force (même si l'effort physique n'est pas nouveau au programme, au contraire!). Malheureusement ce genre d'activité devient vite lassante, et surtout, source de belles cloches sur les mains. Après un tel effort, on nous propose une petite récompense: des feuilles de Pan (prononcé « panne ») que les bengalis mâchent souvent ici. Cependant l'expérience n'est pas aussi agréable que prévue. Malgré les instructions de continuer à mâcher quelques minutes pour obtenir le vrai goût en bouche, les braves s'étant essayés à la feuille de Pan finissent bien vite par la recracher.

Au soir nous chantons tous en cœur et laissons libre cours à nos pulsions d'acteurs. En effet, le lendemain aura lieu une fête pour le départ du docteur Mariko. Le docteur Mariko est une femme de 58 ans venant du Japon. Elle aide le docteur Baker, en tant qu'unique autre médecin diplômé, depuis quelques mois. Elle retourne chez elle pour un ou deux mois pour après revenir aider à l'hôpital Kailakuri. Il nous a été demandé de chanter deux chansons et de monter une petite pièce de théâtre pour participer au spectacle (enfin nous tenons notre parole en acceptant de chanter). Deux langues nationales donc deux chansons. Une des deux chansons devant être notre hymne nationale (à la demande du docteur Baker) et ne la connaissant qu'en néerlandais (grâce à Gil qui est apparemment le seul bon patriote parmi nous) nous devront chanter une autre chanson en français. Après un long débat, tenant compte de l'avis des néerlandophones récalcitrants, nous choisissons de chanter « Cette année là » de Claude François. La pièce caricaturera notre séjour et peut se résumer en quelques mots : Arrivée, les filles au travail pendant que les garçons regardent, les joies de la cohabitation avec les moustiques sur un rythme de Queen (ils finiront par avoir notre peau!), finition du bâtiment et départ en catastrophe après que ce dernier s'écroule suite à une tape amicale.


Une balade à vélo et la visite d'un autre village, où se trouve le menuisier qui va nous fournir le bois pour la construction, sont prévues après la fête pour Mariko.


En fin d'après-midi les garçons (sauf Aushim) partent communiquer avec les jeunes du coin avec le langage universel du foot. Activité qui se déroule bien car une chouette partie a lieu et un autre match aura lieu le lendemain.

Après le repas, une partie du jeu de société « Jungle Speed » anime la soirée. Le jeune Minhaz, qui nous avait déjà demandé d'envoyer un mail pour lui car il n'a ni adresse e-mail ni accès à internet, nous rejoins et nous l'invitons à jouer avec nous. Nous passons tous une agréable soirée en sa compagnie.

Nous sommes désormais mercredi 21 juillet, la matinée est marquée par des pluies torrentielles (le terme est très adéquat) empêchant l'avancement du chantier. La pluie s'étant à peine calmée après le diner, nos ouvriers sont congédiés et nous en profitons pour nous reposer un peu. Alors que la pluie s'est un peu calmée, on vient nous prévenir que nous sommes tous invités à une dernière petite cérémonie pour le docteur Mariko. Malheureusement les filles ne sauront pas y assister, elles sont parties tôt ce matin pour visiter un des sub-center pour le traitement du diabète de l'hôpital Kailakuri (il y en a trois différents, qui sont actif un jour par semaine, le mercredi l'un, vendredi un autre et samedi le dernier). Ces visites ne peuvent se faire qu'à deux maximum (à cause du nombre de vélos disponibles) et nous nous répartissons donc les jours de visites.

La cérémonie pour le docteur Mariko est animée de chants divers, de poèmes; de prières et d'accompagnement musical. Après quelques speechs, des fleurs et des vêtements offerts, l'atmosphère devient plus informelle et on nous sert du Dutcha (nos thé au lait adoré). Les discussions sont un peu plus variées et nous nous penchons sur le fonctionnement d'un de leur instrument, une sorte de piano à vent. Pour jouer cette instrument, une main joue les notes et l'autre main actionne le souffleur comparable à un accordéon.

Après avoir fait nos adieu au docteur Mariko, les garçons se sentent à nouveau d'attaque pour un match de foot contre la jeunesse locale. La pluie a beau avoir cessé le terrain est encore trempé. Cela se révélera être sans importance peu de temps après alors qu'une pluie diluvienne vient transformer le match de foot en match de waterpolo. Après quelques concertations les joueurs des deux communauté se mettent d'accord pour continuer le match sous la pluie. Moment inoubliable pour nous tous alors que tous les joueurs, nous compris, ne cessent de glisser et de tomber à terre. Le ballon arrête régulièrement sa trajectoire de façon très abrupte au milieu d'une profonde flaque d'eau. Les gardiens ont du mal à saisir le ballon trempé et glissant aux rares occasions où les joueurs arrivent debout devant le goal. Petite précision, pour les deux derniers matchs nous avons décidés de mélanger les équipes pour équilibrer le jeu et créer des liens plus forts avec les jeunes bengalis.


La tradition du jeu de société au soir est désormais bien implantée et nous la respecterons encore ce soir. Une partie de Wanted se tire en longueur jusque assez tard pour aller au lit presque juste après. Ainsi se termine ce rapport. Plusieurs activités auront lieu les jours suivants, rendant probablement les prochains rapports très intéressants.

Monday, July 19, 2010

And it grows, and it grows, and it grows, ...

Dag 10 en 11: 14 en 15 juli 2010

Vandaag zullen Nils en Adam met de fiets naar een subcenter voor diabetici trekken, voor de hele dag. Daarom zijn ze ook zeer vroeg wakken, zoals de ijverige meisjes die stipt om 7u20 bij ons (de jongens) aanwezig zijn voor het ontbijt. De andere jongens worden stilaan wakker. We krijgen een leuke verrassing: naast een lieve « goedemorgen » van de twee meisjes krijgen we ook iets nieuws als ontbijt: « shemai », een soort rijstpap met lekkere kruiden. Iedereen is het eens, shemai als ontbijt is veel beter dan rijst!

Terwijl die twee jongens gaan fietsen gaan de andere werken op de werf. Vandaag proberen we mee te metsen, maar al snel blijkt dat metsen niet zo gemakkelijk is. Virginie en Loïc leren snel, maar toch wordt er besloten om het metsen over te laten aan de Bengaalse metser en een van zijn arbeiders. Hij kan het immers veel beter en sneller. We zorgen voor de rest: bakstenen brengen tot dichtbij de muren en het zand voor het cement zeven.

Het weer is spijtig genoeg zeer slecht. Terwijl we de zon net vreesden, is deze de laatste dagen nog niet tevoorschijn gekomen. Van tijd tot tijd valt er regen die de werken tijdelijk stillegt. Door de hoge vochtigheidsgraad zitten we hier ook met een tekort aan kleren, het duurt eeuwenlang voor dat ze drogen!

Het goede nieuws is dat op het einde van de werkdag, om 17h30, de funderingen van de buitenmuren klaar zijn.

De dag erna, op 15 juli 2010, is de zon nog altijd onzichtbaar. We beginnen zeer vroeg met werken, aangezien we de regen al voelen aankomen. Nu de bakstenenfunderingen van de buitenmuren klaar zijn, kunnen we deze vullen met aarde. Dan pas zullen de funderingen echt klaar zijn. Ondertussen zijn de metsers begonnen met de funderingen van de binnenmuren.

Na de middagpauze hebben we ineens recht op 2u stortregen. Aangezien we niet kunnen werken maken we nog wat beter kennis met de werkmannen. Ze laten ons Bengaalse muziek horen via hun gsm en vragen meer informatie over Gil zijn notebook. Ze vragen zich af hoe de foto's die we trekken op de notebook terechtkomen. Na 2 uur kennismaking kunnen de werken opnieuw beginnen. De aanwezige gaten vullen is niet meer mogelijk, want de aarde is hier zo compact (goed voor de fundering!) dat ze na de regenval aan elkaar blijft plakken en zeer moeilijk in stukken te hakken is. De metser heeft ons momenteel dus niet echt meer nodig, behalve dan om af en toe bakstenen tot bij hem te brengen.

Het gisteren bestelde cement komt aan, maar door de weersomstandigheden zakt het kleine kamionetje in de modder, op 75m van onze stockageruimte. Met z'n allen helpen we de 30 zakken van 50 kg cement te dragen naar de ruimte. De stoere gespierde jongens (op mijzelf na) ontbloten hun torso en kunnen zonder probleem elk 1 zak dragen. De anderen gebruiken een kruiwagen of doet het per twee. De meisjes maken gebruik van deze gelegenheid om de jongens te bewonderen.

Balans van de dag: de 4000 bakstenen beginnen stilaan op te geraken en de funderingen zijn klaar!!!


Dag 12 en 13: 16 en 17 juli 2010

Nu dat de funderingen klaar zijn, werken we allemaal samen om ze met aarde te vullen. Ter beloning van ons enthousiasme schijnt de zon weer. Vandaag hadden we echter liever geen zon gezien want hij zorgt ervoor dat iedereen na een halfuur in zijn eigen zweet drijft.

Om 10uur worden we door onze kok beloond met vers limoensap (even lekker als tijdens de eetfestijnen). Op zo'n moment is er niets lekkerder!

Onze kok begint stilaan onze smaak beter en beter te begrijpen. De verschillende gerechten worden klaargemaakt in samenspraak met ons, en rijst als ontbijt is een ver verleden: vanaf nu geen rijst meer als ontbijt! Oef! De maaltijden worden meer geapprecieerd, ook al is het altijd rijst, omdat er meer gevarieerd wordt met groenten en vlees. Om nog meer variatie te hebben, besloten we om morgenavond zelf het avondmaal klaar te maken: frieten!

Het blijft heel de dag schoon weer, we kunnen dus snel vooruit met de werken. In 8 uur tijd zijn de funderingen volledig af (gevuld met aarde enal) en zijn we een stuk vooruit betreffende de gewone buitenmuren.

Op het einde van de dag zijn de 4.000 bestelde bakstenen nog niet aanwezig. De tractor zat blijkbaar ergens vast maar is wel onderweg. We beginnen te vrezen dat we morgen niet zullen kunnen metsen want onze vooraad aan baksteen is bijna volledig op (er blijven een tiental bakstenen over).

Na al dit zwoegen is het tijd voor een welverdiende douche. Een Bengaalse vrouw doet aan Camille het vriendelijke voorstel om haar te wassen. Het meisje gebruikt alle mogelijke gebaren om de vrouw weg te krijgen uit de douche. Wanneer dit eindelijk lukt, gaat de vrouw hetzelfde voorstel aan Virginie doen, die evenzeer het voorstel haastig afwimpelt.

Juist voor het avondmaal krijgen we een telefoontje van de bakstenenverkoper, zijn tractor met 2000 bakstenen zit op 700m van de werf gebloqueerd in de grond. Een van de wielen is in de gracht geraakt waardoor zijn laadwagen aan het kantelen is en de bakstenen niet langer veilig zijn! De laadwagen wordt snel leeggemaakt en dankzij een andere kamion wordt hij uit de gracht getrokken.

Ondertussen zijn we gaan eten en rond 21u gaan we opnieuw helpen. De laadwagen wordt gevuld met 1000 bakstenen, naar de werf gebracht en op de werf uitgeladen. We keren dan terug om de overblijvende bakstenen op te halen en om 23h laden we de laatste bakstenen uit op onze werf.

De meisjes doen 's avonds en heel onaangename ontdekking in hun slaapplaats: een schorpioen wandelt zomaar over de muur naast hun bed. Gillend maken ze een eind aan zijn leven met Camille's schoen. Tien minuten nadat ze in hun bed zijn gekropen luidt er weer gegil: een enorme spinnencocon is op Camille's muskietennet gedeponeerd door een of andere spin. Virginie toont zich moediger dan ooit: zij die spinnen zo vreest, durft de cocon los te prutsen en buiten te gooien. De meisjes willen immers niet wakker worden in gezelschap van duizend mini-spinnen.

De zon op dag 13 schijnt nog harder dan de dag ervoor. We kijken er naar uit om vanavond frieten te bakken onder leiding van haspatal-kok Adam.

Maar eerst moeten we gaan werken. Terwijl de metser de muren verder optrekt, maken wij de niveau's net buiten het gebouw gelijk. De overblijvende aarde gebruiken we in de verschillende ruimten van het gebouw om de vloer te verheffen. Deze moet immers 7 inches (17,5 cm) verhoogd worden. Daarop zullen we een laag bakstenenvloer aanbrengen en daarboven een soort chappe, maar dit is slechts voor binnen een paar weken.

Zo zijn we de hele ochtend bezig. Net voor de middagpauze hebben we het niveau bijna overal gelijk gemaakt. Wel moet er in de drie ruimtes nog een beetje extra aarde, die we van de plaats die momenteel de veranda vormt gaan kappen. De veranda gaan we vervolgens weer aanvullen met van elders aangebrachte aarde. Dit is weliswaar een taak voor morgen, want tijdens de namiddag is de zon zo hard aan het schijnen dat aarde kappen onmogelijk is.

We beslissen daarom om het zand (dat eerder aangebracht werd op de plaats waar de eerste lading 4000 baksteen uitgelaten werd) te gaan halen met de bengaalse kruiwagen.

Na 6 keer heen en weer gaan is het pauze voor iedereen. Ik blijf nog met de meisjes (de werf bevindt zich net voor hun slaapplaats) om daar het verslag te schrijven en zo ook de metsers te helpen met het beslissen ove de geschikte plaats voor de vensters en deuren. Adam is ondertussen met mijn vader en de kok de boodschappen gaan doen voor de frieten.

's Avonds geeft chef kok Adam de nodige bevelen aan zijn vrienden om de 8kg's patatjes te schillen en te snijden. In één uur waren ze allemaal gesneden in fijne frietjesvorm. Het bakken zelf ging veel trager en was ook veel moeilijker. We konden er niet zoveel tesamen bakken en vaak waren ze langs de buitenkant verbrandt. Ook waren ze heel vettig. Door tijdstekort konden we slechts de helft van de frieten bakken, en iedereen ging slapen met een lege maag. De kok ging thuis nog rijst eten, want hier in Bangladesh is het zo: als je geen rijst eet, dan heb je niet gegeten.

Frieten maken was dus een zeer toffe ervaring, maar lekker was het niet echt. Toch verdienen Adam, Nils en Gil een dikke proficiat, want het zo lang volhouden voor het hete vuur is iets dat ik nooit zou kunnen.

Aushim

Thanks to all of you ;)

Eerst en vooral, bedankt voor al jullie commentaren! Wanneer we eens op internet gaan, vaak tijdens het avondmaal, lezen we alle commentaren luidop in groep. Dit is altijd een plezant moment! Zoals gevraagd, ziehier de groepsfoto getrokken op 17 juli 's ochtends.


Indien jullie ons telefonisch willen bereiken, kunnen jullie dit doen op volgende nummers:

008801738549495 (Aushim)

008801738483937 (Camille/Virginie)

008801738315579 (Adam)



Tout d'abord, merci pour vos commentaires! Quand nous allons sur internet, souvent le soir, nous lisons les commentaires à voix haute en groupe. C'est toujours un moment très chouette!

Comme demandé, voici ci-dessus la photo du groupe tiré le 17 juillet matin.


Si vous voulez nous joindre par téléphone, voici nos différents numéros:

008801738549495 (Aushim)

008801738483937 (Camille/Virginie)

008801738315579 (Adam)

Thursday, July 15, 2010

Come here little bricks…

Jour 7 – 11 juillet 2010

Les briques sont arrivées hier soir. Malheureusement le camion qui les transportait était trop grand et n’a pas pu les amener sur le chantier même, les ouvriers les ont déchargées sur la rue principale. Nous avons du transporter ces quelques 4000 briques nous-mêmes, par le petit chemin de terre qui relie la « grande » rue au chantier. Pour ce faire, le staff de l’hôpital nous a prêté deux charrettes. Adam apprend vite à manier comme un chef la charrette, que l’on tire grâce à un vélo, et Nils apprend tout aussi vite à en profiter, se faisant transporter dès que celle-ci est vide.



Les ouvriers forment un parterre de briques, où ils pourront former le mortier, tandis que nous les posons en tas autour du chantier. Le maître-maçon commence déjà à poser des briques dans les fondations creusées. Gil découvre qu’il est malheureusement allergique à la poussière de brique. Il commence à se gratter, et de petits points rouges apparaissent sur tout le haut de son corps. Mais très vite, tout le monde est obligé d’arrêter, car il commence à pleuvoir. Et même si la pluie au début est assez légère, Il ne tarde pas à tomber des cordes, qui trempent non seulement les membres de l’équipe, mais aussi les routes, faites majoritairement de terre, les rendant difficilement praticables.

Tout le monde se rend chez les garçons, et l’on mange peu de temps après le repas de midi. Comme il pleut toujours, Loïc en profite pour nous apprendre un jeu qu’il a ramené avec lui de Belgique : « Wanted ». Au début assez difficile et confus, tout le monde a environ tout compris après une petite partie. Tout le monde sauf Camille, occupée avec le GSM durant les explications, et qui était un peu perdue lors de la « vraie » partie. Chouette jeu qui nous fera bien passer le temps quand il pleuvra ces prochains jours. Le soleil fait à nouveau une apparition en fin d’après-midi, nous en profitons pour travailler encore une petite heure.

En fin de soirée, une femme très gentille, Rahella, vient un peu parler aux filles (parler est un bien grand mot, quelques mots de vocabulaire bengali et un peu de langage du corps). Elle les traine par la suite vers la cuisine, où elle oblige presque Camille et Virginie à manger le repas préparé pour les malades. Au fil du repas, le nombre de personne venus les voir s’agrandit. Malgré l’attention qui leur est portée, elles arrivent enfin à leur faire comprendre qu’elles sont attendues autre part, et rejoignent les garçons pour la soirée.

Certains Bengalis ont invité les garçons à venir voir la finale de la coupe du monde ce soir, à minuit et demi, leur assurant que l’électricité ne sera pas coupée lors de la diffusion. C’est donc sur une petite télévision en noir et blanc qu’Adam, Gil et Loïc sont allés voir le match parmi les habitants locaux. Match pas très passionnant (Loïc se brûlant le pied sur le repoussoir à moustiques étant apparemment le point culminant de cette soirée), et même prolongé à leur grand désarroi, c’est en trainant les pieds que les garçons sont rentrés se coucher vers 3h du matin.

Jour 8 – 12 juillet 2010

Quand les filles arrivent vers 7h30 chez les garçons pour le petit-déjeuner (de l’omelette, des palatas, et du thé, miam !), la plupart sont encore en train de dormir. Aushim et Nils arrivent encore à s’extirper de leur lit à notre arrivée, et mangent avec nous. Comme il ne pleut pas ce matin, Aushim réveille les autres pour qu’ils nous aident à transporter les briques. Gil se réveille aussi, sans doute par solidarité, mais ne tarde pas à somnoler sur la terrasse du « dortoir » des filles. Malgré quelques petits problèmes (une charrette cassée, pneus à plat), les 4000 briques sont sur le chantier avant midi.

Les ouvriers ont aussi commencé à préparer le mortier. Ils mettent le sable et le ciment en tas sur le parterre de briques, et mélangent le tout à l’aide d’une sorte de pelle-pioche (que nous avons déjà utilisée pour creuser les fondations). Ils créent ensuite une sorte de puits et y versent l’eau, qu’ils mélangent petit à petit pour obtenir du mortier. Le maçon a ainsi pu vraiment commencer la maçonnerie.

Toutes les briques étant déplacées, nous avons l’après-midi libre. Les garçons qui ont vu le match de foot en profitent pour faire une sieste, tandis que les filles font leur lessive. Des enfants viennent sur le chantier, et Camille et Virginie en profitent pour leur mettre un peu de musique, « Grease », sur laquelle Camille s’empresse de danser. Nous leur montrons aussi quelques cartoons sur internet, qu’ils semblent apprécier.

Malgré la sieste, tout le monde est assez fatigué et va se coucher assez vite après le repas.

Jour 9 – 13 juillet 2010

C’est à nouveau assez tôt que nous nous réveillons. Mais une bonne surprise nous attend au petit-déjeuner : des ananas ! Ceux que nous avons commandé ne sont toujours pas arrivés (ceux cultivés dans la région sont bourrés de pesticides et sont exportés dans nos pays), mais notre cuisinier nous a gentiment donné des ananas de son jardin pour assouvir notre faim.

Il a plu toute la nuit, et encore le matin au réveil. L’idée de travailler aujourd’hui est vite abandonnée, mais le maçon nous propose de visiter la forêt de caoutchouc à côté de chez lui. C’est donc tous ensemble que nous partons nous aventurer pour la première fois hors du village. Nous nous dirigeons d’abord vers la maison du maçon, et devons pour ce faire traverser un pont fait de quelques tronçons de bambous. Heureusement, tout le monde traverse cette épreuve sans trop de difficulté, et nous reprenons le chemin boueux à travers différents champs et villages.

Une fois arrivés dans le village du maçon, celui-ci nous invite chez lui et nous offre du thé et de bons biscuits dont le gout nous rappelle les petits Lu de Belgique. Plusieurs personnes nous observent à travers les fenêtres de la maison, nous faisant vraiment sentir comme des animaux dans un zoo.

Nous reprenons la route vers la forêt. Là, les ouvriers nous montrent comment récupérer la sève des arbres de caoutchouc. Sur certains arbres se trouvent déjà de la sève sèche en forme de fil, avec lesquels nous jouons comme avec des élastiques. Un des ouvriers récupère différents fils pour former une petite balle, qu’il nous donnera à la fin de la promenade. Le maçon nous propose de partir voir le bureau de l’entreprise qui produit le caoutchouc. Nous le suivons et entamons une belle et longue ballade à travers la forêt, tout en essayant d’éviter les flaques d’eau et les zones trop boueuses. Nous croisons sur le chemin plusieurs paysans, des petits enfants qui dirigent des troupeaux de vaches, des femmes qui travaillent et transportent sur leur tête de grandes branches d’arbres.


Le bureau et l’usine sont fermés aujourd’hui, à cause de la pluie de la nuit et la matinée. Certaines personnes sont pourtant présentes et nous expliquent comment est fabriqué le caoutchouc. Nous nous reposons quelques instants avant de reprendre la longue marche de retour qui nous attend : une heure de marche dans la forêt, et 30 minutes de marche par la suite pour retourner au village. Avant de partir, un de nos ouvriers remarque un arbre à carambolas. Très contents de pouvoir manger un nouveau fruit, nous remplissons nos quelques sacs de cette chouette trouvaille.

Malheureusement, sur le chemin de retour, il recommence à pleuvoir, et pas qu’un peu. Il drache quelques temps, rendant les routes encore plus boueuses qu’elles ne l’étaient déjà. Tout le monde sort son k-ways (tous sauf Loïc, qui décide plutôt d’enlever son t-shirt), protège appareils photo et caméra, et regarde bien où il met les pieds.

Après avoir quitté la forêt, nous nous arrêtons à une sorte de petit café de route pour y boire du thé. A nouveau, tous les habitants en profitent pour se rincer l’œil, une myriade d’enfants se tient devant la fenêtre et posent devant l’appareil photo de Adam.

Nous repartons vite, et arrivons à Kailakuri à 15h30. Nous mangeons notre repas de midi, et tout le monde s’occupe le reste de la journée jusqu’au repas du soir. Repas qui s’est animé à la venue de plusieurs visiteurs, notamment une araignée qui s’est jetée sur une mouche est s’est empressée de la manger, ainsi que d’un insecte vert, une sorte de sauterelle volante. La marche ayant fatigué tout le groupe, personne n’aura du mal à s’endormir cette nuit.

Virginie.

Monday, July 12, 2010

Let's begin!

Dag 5: 9/7/2010

We moesten deze morgen vroeg opstaan omdat de werken begonnen om 8:30. De meesten sliepen gewoon niet en voor de mensen die wel een oog dicht gedaan hebben leek het 4 uur 's morgens door de jetlag. We waren dus niet al te fris op onze eerste werkdag.

Het ontbijt was Palata met groenten, een mooie afwisseling, want nomaal is het hier drie keer per dag rijst met groenten en een geel pikant sausje dat 'Daal' genoemd wordt. We hebben een kok en een assistent in dienst genoment die voor ons lekker Bengaals koken in het keukentje dat bij de slaaphut van de mannen bijgebouwd is.



De metser stond klaar met twee helpers toen we op de bouwsite aankwamen. We begonnen de touwen te spannen die de plaats van ons gebouwtje aanduiden. Na lang meten en nog een beetje input van dokter Baker en Roton over de exacte plaats was die taak afgewerkt en konden we beginnen werken.

Er moesten een paar kleine bomen omgehakt worden en de funderingen moesten gegraven worden. Op aanraden van de aannemer uit Dhaka gaan we de funderingen uit bakstenen maken. Daarvoor moeten onder de buitenmuren greppels gegraven worden van 2 foot diep (60 centimeter, de Bengalen gebruiken de Engelse maten, het was wennen aan het rekenen in hun twaalfdelig stelsel) onder de binnenmuren moeten ze maar 1 foot diep zijn. De funderingen zijn drie bakstenen breed, dus de greppel moet zeker 15 inch breed zijn (40 centimeter).

Veel graafwerk dus.



De Bengalen gebruiken geen gewone spades, maar doen alles met een hak. Het was dus gewoon worden voor ons om daarmee te graven. Het is warm en onze condtie is slecht, we konden dus niet op het Bengaalse tempo werken, maar werkten in shifts zodat de helft van ons kon uitrusten en veel water drinken in de schaduw terwijl de rest aan het knoeien was met de hak en aan het zweten als een paard.

De mensen van het ziekenhuis hebben vrijaf op vrijdag en kwamen dus met plezier een handje helpen met het graven. Ze brachten thee (de Bengaalse variant is altijd met melk, vers van de koe en een eetlepel suiker per tas, lekker!) en limoensap met suiker en zout erin voor ons zweet.

Camille en Virginie kregen de kans om een bevalling bij te wonen. De vrouw moest heel veel overgeven zodat Camille de bevallingsruimte moest verlaten, ze stond op het punt een appelflauwte te krijgen. Later keerde ze terug om toch nog de bevalling bij te wonen. Helaas is het kindje gestorven.

's Avonds sleepten we ons naar onze hut om daar een beetje te bekomen bij een portie rijst met groenten. Toen het donker geworden was kwam Shaupaun terug van Madrapur met 600 kilogram cement in een driewielertaxi en het goeie nieuws dat de bakstenen de dag erna geleverd zouden worden.

Nadat de zakken cement uitgeladen waren kropen we allemaal doodmoe in bed om daar wakker te gaan liggen

Aushim voerde heroishe gevechten met een spin die in de buurt van zijn muggennet zat en Nils slaagde er in om het toilet verstopt te krijgen, alle Bengalen zeggen nu dat we te veel eten krijgen.

Dag 6: 10/7/2010

We moesten opnieuw vroeg uit de veren om te gaan werken en aten rijst met groenten als ontbijt. We werkten de graafwerken voor de fundering af, controleerden of ze wel pas lagen en begonnen het zand te zeven dat hier ligt.

Op het einde van de dag werden de bakstenen geleverd, 4000 stuks in een vrachtwagen die we morgen allemaal naar de bouwsite mogen verslepen.



De dag eindigt nu met een gigantische regenbui en een beetje onweer (naast mij ontdekt aushim net dat het dak lekt boven zijn slaapplaats) maar we houden de sfeer erin en zeker nu alles lekker begint te ruiken naar eten (rijst met groenten).

ADAM

Friday, July 9, 2010

Good mooorning Kailakuri!

Jour 3 et 4 – 07 + 08/07/2010

Grâce à l'entrepreneur nous avons tout de même un véhicule pour aller jusqu'à Kailakuri. On le remercie grandement pour cela, malgré le fait qu'on ait dû passer cinq heures serré à 10 dans une camionnette avec de la place pour huit. Malgré la langue qui nous sépare, ils ont facilement compris nos plaintes après deux ou trois heures de route et ont proposé une pause. On nous offre à chacun une noix de coco percée remplie de jus un peu amer et chaud, ainsi que des sortes de petits fruits, appelés Ambra, au bout d'un bout de bois roulé dans une poudre rougeâtre (du piment et du sel). Une fois le jus de coco bus, les noix sont coupées en deux devant nous et on nous invite à manger le contenu de la noix, qui a un gout similaire au jus.



Plus nous nous éloignons de Dhaka, plus les routes se détériorent, voir disparaissent. Malgré que le nombre de kilomètres qui nous séparent de Kailakuri s'amenuisent continuellement, les trous dans la route tous les deux mètres nous forcent à rouler à une allure de tortue, augmentant considérablement la durée du trajet.

Finalement nous arrivons à Kailakuri en demandant régulièrement des indications aux passants, occasions que ne manquent pas tous les gens aux alentours pour regarder d'un air ahuri les étranges personnes à la peau blanche dans la camionnette.

Dès notre sortie du véhicule nous sommes chaleureusement accueillis par un petit comité mené par le docteur Baker. Sans même pouvoir sortir nos bagages ou ranger quelques affaires nous sommes amenés dans une maisonnette comme il y en a beaucoup à Kailakuri. Apparemment une cérémonie d'accueil complète est prévue pour nous, Aushim a déjà l'air d'être considéré comme un héro local, à son grand désembarras. A ce stade nous n'avons plus mangé de repas complet depuis huit heures du matin et certains d'entre nous doivent d'urgence aller aux toilettes. Cependant, impossible de s'esquiver devant un accueil pareil. Sur le sol se trouve un tapis basique, juste pour recouvrir le sol pour s'asseoir sur autre chose que de la terre. Bien utile car nous nous asseyons tous par terre parmi la quantité énorme de gens déjà présent dans une si petite pièce. La cérémonie est ouverte avec plusieurs chansons locales, dont la première remercie le créateur. Quelques speechs de remerciements du docteur Baker, toujours traduits en Bengali. Nous recevons chacun un magnifique petit bouquet de fleurs. Baker invite Aushim à faire un petit speech improvisé, ce qui le prend tout à fait à revers. Après avoir marmonné un petit merci discret, Baker traduit le speech en y ajoutant un peu plus d'éloquence. Pour terminer, ils nous demandent de leur chanter une chanson dans notre langue, malheureusement nous avons tous momentanément perdu toute notre créativité. Nous jurons de leur offrir une chanson le lendemain, promesse que, je peux déjà le dire en écrivant ceci, nous ne tiendrons pas. Cependant, renforcés par le savoir qu'ils ne comprendront pas ce qu'on chantera en néerlandais, nous pensons leur chanter un simple « joyeux anniversaire » avec beaucoup d'enthousiasme. La cérémonie terminée on nous sert un repas complet, l'occasion parfaite d'apprendre à manger avec nos mains devant nos hôtes amusés par notre piètre performance (mis à part Aushim, Shaupaun et Camille qui se sont apparemment secrètement entrainés).



Ici, le soleil se couche très tôt, vers 19h30 et se lève vers 5h30, les nuits durent presque 10h. Aidés par la chaleur et la fatigue du trajet nous entreprenons d'aller dormir tôt, comme les autochtones. Nous nous installons en vitesse dans le bâtiment mis à notre disposition. Les garçons et les filles ne peuvent cependant pas dormir ensemble. L'hôpital de Kailakuri (qui est presque un petit village dans le vrai village de Kailakuri), est uniquement habité par les patients, leur famille si elle est présente et les membres du staff qui habitent trop loin. Toutes les femmes présentes dans l'hôpital dorment du côté est de la route et les hommes du côté ouest, où le soleil se couche.

Nous avons chacun notre moustiquaire déjà installée dans une maisonnette assez grande par rapport à la norme locale. Nous dormons donc à six dedans, il y a heureusement un ventilateur de plafond pour nous rafraichir. Cependant, comme l'électricité ici est encore plus rare qu'à Dhaka et tombe à des moments tout à fait aléatoires pour parfois plusieurs heures, on devra souvent s'endormir sans ventilation. Ici pas de douches, mais des pompes mises à différents endroits à l'extérieur, à l'abri des regards par une haie de bois laissant dépasser la tête, très pratique pour continuer la conversation avec les gens sur la terrasse. On verse de l'eau dans un grand seau et on se verse de l'eau dessus avec une petite cruche. La nuit étant déjà tombée il faudra apprendre à se doucher dans le noir ce soir. Cela donne l'occasion de se laver avec une vue sur un ciel étoilé incomparable au ciel nocturne Belge. Les toilettes sont assez simples : un trou dans le sol entouré de quatre murs de bois fin et un toit au cas où il pleut. Une cruche qu'on remplit d'eau fait office de chasse d'eau pour les deux mois à venir.



S'endormir s'annoncera plus compliqué que prévu au fur et à mesure qu'on fera connaissance avec les bêtes et insectes locaux. Nos moustiquaires offrent une vue imprenable sur les araignées et autres qui grimpent au-dessus de nous. Gil est apparemment un grand fan des araignées car il est resté éveillé une bonne partie de la nuit pour chercher celle qu'on avait chassé de sa moustiquaire. Après une longue attente immobile à attendre le sommeil, sans doute encore à cause du jetlag, nous finissons par nous endormir bercés par des bruits étranges et variés dont nous préférons ignorer l'origine.

La journée suivante s'annonce compliquée, plusieurs imprévus sont survenus. Il faudra profiter de notre réunion du lendemain avec le docteur Baker pour mettre plusieurs choses au point. Shaupaun ainsi que Mr. Roton, responsable administrative de l'hôpital Kailakuri, organisent une réunion avec un expert maçon pour organiser le planning des travaux: le début des travaux commence demain à 8h30. Ce maçon s'occupera également de nous procurer les ouvriers nécessaires pour nous aider à la construction. Les garçons du groupe, étant bien plus intéressés par un match de foot que par la réunion, ils organisent une rencontre avec des jeunes Bengali pour faire un match sur un terrain à dix minutes de la clinique. Le match s'annonce palpitant, nous avons devant nous un joueur Bengali mieux équipé que nous, maillot et short de foot, mais surtout chaussures de foot avec crampons bien utile sur ce terrain très rudimentaire garni d'une variante intéressante d'excréments animaux.

Le match se termine après un peu plus d'une heure sous le soleil tapant du Bangladesh avec une défaite Belge, au grand plaisir de nos spectateur locaux. Les prouesses de Gil et les arrêts d'Aushim entre les bouses de vaches n'étant pas suffisants pour venir à bout de cette équipe Bengali chevronnée et d'apparence insensible à la chaleur et au soleil.

La fin de la journée se déroule calmement tous ensemble près du bâtiment où dorment les garçons, devant un repas composé pour la troisième fois de la journée de riz. Une routine s'installe.

Loïc

Wednesday, July 7, 2010

First days in Dhaka



Dag 1

Na een lange en vermoeiende reis zijn we aangekomen in Dhaka. Lekker vet haar, wallen en een niet al te frisse adem vergezellen het haspatal-team. Na een uur te hebben gewacht op onze valiezen (een kwam nooit aan: een deel van het medisch meteriaal dat we hadden meegenomen voor Kailakuri), begeven we ons naar de uitgang van de luchthaven.

Het is 6u ’s ochtends en het is reeds snikheet. Bij de uitgang staat een massa mensen samengetroepd achter de hekken. We vragen ons af waarom ze daar in hemelsnaam staan, zo vroeg in de ochtend. Blijkbaar zijn de aankomende reizigers, ongeacht het uur, de attractie van de dag. Een kamionet van de oom van Aushim brengt ons naar het appartement waar we de eerstkomende dagen zullen verblijven. Tijdens deze tocht kijken we vanachter de ramen onze ogen uit. Zelfs de jongens klauwen in het leer van de zetels, terwijl onze kamionet tussen de auto’s, bussen, riksja’s, voetgangers, zwerfhonden en schapen door de straten van de hoofdstad scheurt. Want in Bangladesh bestaan er geen verkeersregels, iedereen rijdt gewoon rechts of links en slalomt naar goeddunken. We zijn blij aan te komen aan het appartement van Aushim’s papa (Shaupaun), waar we eindelijk zullen kunnen rusten. Rusten is een eufemisme, want tot de middag liggen we als gestrande walvissen op onze uitgerolde matten te recupereren. Bij het ontwaken haalt Shaupaun ons wat lekkers te eten waarop we onze krachten weer volledig opdoen. We zijn klaar om Dhaka te ontdekken.


Na vijf minuten wandelen beseffen we dat Dhaka ons evenzeer ontdekt. Mensen gapen ons aan alsof we van Mars komen. Kinderen komen van overal aangestormd en blijven ons volgen. Iedereen neemt ons van top tot teen op. We voelen ons verschrikkelijk ongemakkelijk en willen zo weinig mogelijk blijven staan, want het aantal nieuwsgierigen wordt steeds groter.

In vergelijking met Dhaka is Brussel de properste stad ter wereld. Overal hangt een stinkgeur van rot voedsel. Het afval vormt op sommige plaatsen een tapijt. Opvallend zijn de krotten naast de appartementsgebouwen. Toch lijken de armen absoluut niet ongelukkig, de lachende kinderen met hun donkere ogen stralen iets moois uit.

Een paar riksja’s brengen ons naar het centrum waar bedelaars ons lastig vallen. Een oude vrouw aait Gil ostentatief over de rug. Maar de jongen gaat niet in op haar avances.

We gaan over tot shopping: de meisjes kopen een traditioneel gewaad, om er minder opvallend uit te zien. Helaas mislukt de poging grandioos. Met of zonder Bengaalse kleren, we blijven een curiosum. Nils en Adam hebben recht op een roos muskietennet met bloemen. De muskietennetten zijn voor twee gemaakt, wat natuurlijk een prachtgelegenheid vormt voor de andere haspatallers om het koppel uit te lachen. Voor Meneer Gil laten we natuurlijk een muskietennet op maat maken, aangepast aan zijn hangmat.

De zon is al onder wanneer we terug in het appartement zijn. Shaupaun kookt ons een lekkere maaltijd, in het donker dan nog wel. De electriciteit valt in Dhaka immers regelmatig uit. Gil had het geluk om op dat moment in de douche te zitten, waarop we hem een kaars moesten brengen. We hebben geen last van muggen, er zijn er heel weinig in het appartement. Voor de zekerheid plaatsen we toch maar onze muskietennetten.

Dag 2
Rond 10u30 worden we wakker. Virginie en Camille ontdekken na het douchen vol blijdschap dat ze de komende twee maanden geen dagcrème meer zullen nodig hebben. Het vochtige klimaat heeft een gunstig effect op ons vel, het is zijdezacht en elastischer dan ooit tevoren. Jullie zullen zien, zelfs de mannen zullen met babyvel terugkeren.

Met mango en palata als ontbijt achter de kiezen, gaan we weer op stap. Het is onze laatste dag in Dhaka. We hebben afgesproken met de aannemer met wie we nog wat gaan overleggen over de bevallingsruimte. Deze is druk in de weer op een werf wanneer we hem komen opzoeken. Zijn werkmannen zijn heel vriendelijk, ze nodigen ons uit om in hun hut te komen schuilen wanneer een zware regenbui losbarst. Deze is in een mum van tijd over en al snel brandt de zon weer op ons vel.

We beslissen vervolgens om een boottocht te doen. Op een kleine kano dalen we de Thorak rivier af. We genieten van het landschap en de aangename wind. We bewonderen de bootbestuurder die zonder moeite met één roeispaan de boot bestuurt. Shaupaun waagt zich er ook aan, maar geeft algauw de roeispaan terug. Bootbestuurder is duidelijk niet zijn roeping. Gil vindt het leuk om de boot heen en weer te doen wiebelen. De rest minder.


Wanneer de bootbestuurder ons afzet wacht een hele buurt ons opnieuw op, aan de oever. We maken ons snel uit de voeten om naar het appartement terug te keren. Loïc beslist nog snel om een vreemd soort vrucht te kopen, die eerder op een bijenkorf lijkt dan op iets eetbaars: katal. Aushim’s papa snijdt de vrucht voor ons in stukken op het appartement. Camille proeft als eerste de vrucht. Haar gezicht is niet echt aanmoedigend. De vrucht heeft een heel rare smaak waar we maar niet aan kunnen wennen en plakt bovendien als lijm aan de handen. Gil is bij het aanzien van het schouwspel zelfs te flauw om te willen proeven.

We krijgen wat later op de avond van de aannemer te horen (na een telefoontje) dat hij ons uitnodigt op een concertje. Vol interesse gaan we in op het voorstel. Hij leidt ons in het donker naar een soort tentje waar er allerlei musikanten spelen. Zang, trommelgeroffel en belletjes weerklinken in de nacht. De musikanten willen absoluut dat we meedoen en geven ons een paar woodblokjes en belletjes om mee het rythme te slaan. Ze kondigen aan dat ze een paar liedjes speciaal voor ons zingen. Loïc probeert tevergeefs het rythme te volgen. Hopeloos probeert hij de blokjes aan Gil door te geven. Na een toffe avond keren we terug naar onze slaapplaats. Een vloekende Aushim wiens sandaal in de smurrie van de straat is gezakt, sluit deze mooie dag af.


Dag 3
Het is pas vandaag dat we internet hebben, vandaar de laattijdigheid van ons bericht. We zijn nu aangekomen in Kailakuri. We konden pas vandaag vertrekken bij gebrek aan vervoer. Met het openbaar vervoer (voorstel van Dr. Baker) naar Kailakuri bleek bij nader inzien niet mogelijk door al onze bagage en het plaatsgebrek in de bussen. Uiteindelijk hebben Shaupaun en zijn aannemer voor ons een kamionet kunnen regelen. Maak jullie geen zorgen als we een tijdje niets laten weten, het kan zijn dat we geen internet/tijd hebben. Tot later!

Camille



Jour 1
Après trois vols, le temps de quatre films et demi et quelques parties de batailles navales, et quelques heures d’attentes, nous voici arrivés à Dhaka. Cheveux bien gras, cernes et une haleine douteuse accompagne les membres d’haspatal à la fin de la première partie de leur voyage. Après avoir attendu une heure nos valises, dont une n’est jamais arrivée (une partie du matériel médical que nous avions emporté avec nous pour Kailakuri), nous nous rendons vers la sortie de l’aéroport.

Première observation : il est six heures du matin, et il fait déjà pétant de chaud. Deux personnes travaillant à l’hopital Kailakuri sont là pour nous accueillir. Une camionnette de l’oncle d’Aushim nous conduit à l’appartement où nous logerons les premiers jours. C’est durant ce court trajet que nous pouvons déjà observer que le code de la route est apparemment quelque chose d’obsolète ici. Même les garçons s’accrochent aux sièges, alors que notre voiture fonce à travers la capitale entre les voitures, bus, riksja, piétons, chiens, et moutons. Ni panneaux de signalisation, ni feux rouges, tout le monde suit son chemin sans trop se soucier de son voisin, la seule règle semble être « celui qui klaxonne le plus fort gagne ». Nous sommes heureux quand nous arrivons finalement à l’appartement de Shaupaun, le père d’Aushim, où nous pourrons finalement nous reposer. Une belle photo montre Camille, Virginie et Loic, étendus sur leurs matelas tels des baleines échoués. Vers midi, nous nous réveillons à la bonne odeur du repas que Shaupaun nous a préparé. Après avoir récupéré nos forces, nous voici prêts à découvrir Dhaka.


Ce à quoi nous nous attendions pas, c’est que Dhaka nous découvre également. Après cinq minutes, des gens nous regardent comme si nous venions de Mars. Et oui, nous sommes les seuls blancs dans tout Dhaka (en tout cas les parties que nous avons visités). Des enfants arrivent de tous les côtés et nous suivent. Nous nous sentons de plus en plus mal à l’aise, le nombre de curieux ne fait que grandir et nous essayons de rester le moins longtemps possible immobile.

Autre observation fréquente : à côté de Dhaka, Bruxelles est la ville la plus propre au monde. Dans l’air flotte partout comme une odeur de nourriture avariée. Les ordures recouvrent le trottoir à certains endroits. D’ailleurs, il n’y a pas vraiment de trottoir ou de rues à certains endroits, juste de la terre (ou de la boue s’il a plu). Les pauvres ne semblent pourtant pas du tout malheureux. Les petites maisons en bambou sont ouvertes sur la rue, qui donne à ces quartiers un côté accueillant que nous ne retrouvons pas à Bruxelles. Les enfants, ravis de jouer dans la boue ou la rivière, rient tout autant qu’ici, sourires qui atteint leurs yeux sombres.

Nous empruntons quelques riksja pour accéder au centre, où parmi les badauds, quelques mendiants s’approchent de nous et nous suivent. Une vieil femme va même jusqu’à caresser le dos de Gil affectueusement, geste qu’il n’a pourtant pas l’air d’apprécier…

Nous parcourons certains centres commerciaux. Les filles en profitent pour acheter des vêtements plus traditionnels, dans l’espoir de passer un peu plus inaperçues en rue. Effet raté, nous attirons toujours autant les regards, avec ou sans vêtements bengali. Prochain sur la liste des courses : les moustiquaires. Nils et Adam ont droit a une jolie moustiquaire rose à fleurs, et personne ne résiste à l’occasion de se moquer du joli petit couple. Monsieur Gil commande lui une moustiquaire, faite sur mesure, adaptée à son hamac.

Le soleil est déjà couché quand nous retournons à l’appartement. Shaupaun nous cuisine un délicieux repas, et ceci dans le noir. Il faut savoir que l’électricité s’éteint régulièrement au Bangladesh, nous voici donc coupé d’électricité durant quelques heurs. Gil a eu la chance à ce moment-là de se trouver sous la douche, où nous avons dû lui apporter une bougie. Une chose dont nous n’avons pas dû nous soucier sont les moustiques, il y en a très peu dans l’appartement.

Exténués, du voyage et de la journée, c’est aux bruits incessants de la ville que nous nous endormons sous nos moustiquaires, par précaution.

Jour 2
Nous nous réveillons le prochain jour vers 10h30. Virginie et Camille découvrent après leurs douches les bienfaits du climat bengali : plus de peaux sèches ! Le climat humide va durant les deux prochains mois remplacer les crèmes hydratantes, notre peau est plus douce et élastique que jamais. Vous allez voir, même les garçons reviendront avec une peau de bébé. Peut-être une idée à exploiter pour attirer les touristes ?

Après un petit déjeuner constitué de mangues, de palata (espèce de crêpes sans sucres) et d’omelettes, nous nous remettons en route. C’est notre dernier jour à Dhaka avant que nous partions pour Kailakuri. Nous avons rendez-vous avec l’entrepreneur sur un de ses chantiers, pour discuter de la maternité. Les travailleurs sont très gentils avec nous, et nous invitent à nous abriter dans leur hutte lorsqu’il commence à dracher. Mais la pluie dure peu de temps, et très bientôt le soleil brûle à nouveau de toutes ses forces sur nos têtes.

Voyant que les magasins n’ouvrent pas avant 16h, nous décidons de faire un petit tour en bateau. A huit, nous naviguons sur une sorte de barque sur la rivière Thorak, où nous profitons du paysage et du vent agréable. Shaupaun s’essaie à la navigation du bateau, mais rend bien vite l’unique rame/aileron, au capitaine expérimenté. Gil s’amuse à faire tanguer le bateau. Les autres trouvent cela moins drôle.


A notre retour sur la terre ferme, c’est à nouveau tout un comité d’accueil qui nous attend sur la rive. Sur le chemin de l’appartement, Loic décide de vouloir acheter un fruit bizarre, qui a plus l’air d’une ruche que quelque chose de mangeable : le katal. Camille, qui assiste Shaupaun dans la découpe du fruit, le goute en premier. Sans réel dégout, mais sans enthousiasme non plus, elle nous explique comment manger ce fruit. Le gout est assez étrange, dans l’ensemble bon, mais avec un arrière-gout bizarre. Chez certains, c’est plutôt la texture qui déclenche une certaine envie de vomir. A la vue de nos têtes, Gil n’ose même pas en gouter. Se jurant de ne plus jamais en manger, une belle surprise nous attendra à Kailakuri, où le fruit est assez populaire.

Un peu plus tard dans la journée, l’entrepreneur nous appelle pour nous inviter à un concert de rue le soir même, une idée qui enchante et excite tout le monde. Electricité à nouveau coupée, c’est dans le noir qu’il nous conduit à une sorte de tente où plusieurs musiciens sont en train de jouer. Sons de chant, violon, tambours, sorte de piano,… remplissent nos oreilles. Les musiciens nous invitent à participer en nous donnant des cymbales et des « bâtons musicaux », que nous essayons de frapper en rythme. A notre grand honneur, ils nous dédient certaines chansons. Après cette soirée très sympathique nous retournons à l’appartement. Un Aushim maudissant la boue dans laquelle il s’est enfoncé le pied clôture cette magnifique journée.


Jour 3
Le retard dans la publication de ce message vient de certains problèmes liés à internet, et au temps nécessaire à traduire l’article très complet de Camille. A l’heure où cette traduction sera postée, nous aurons déjà passé deux nuits à Kailakuri, et les travaux ont commencé aujourd’hui. Un article sur les deux derniers jours sera très vite posté.